News

Kunnen de houding en manier van bewegen van een hoefbevangen paard aangeven of er sprake is van een verzakt of een gekanteld hoefbeen?

Posted on maandag, 1 mei 2017

Duitse hoefsmid Volker Schmidt denkt van wel – dus lees zijn artikel over hoe men dit onderscheid kan maken:

Hoefbevangenheid

Helaas vallen in veel landen de eerste warme dagen samen met het begin van het jaarlijkse “hoefbevangenheidseizoen” voor hoefsmeden en dierenartsen. Daarom besloot „De Hoef “ om meester-hoefsmid Volker Schmidt te ontmoeten voor een interview. De heer Schmidt staat bekend als een van de meest ervaren experts als het gaat om de behandeling van paarden met hoefbevangenheid. Hij heeft zijn reputatie niet alleen te danken aan de positieve resultaten van zijn behandelingsmethoden, maar geldt ook als een originele denker die dankzij zijn immense vakkennis in staat is om traditionele praktijken te combineren met nieuwe ideeën. Deze 52-jarige hoefsmid uit Hessen (D) is dan ook niet bang om af te wijken van de veel toegepaste klassieke
behandelingsmethoden.

De Hoef: Wat vindt u belangrijk als u begint met de behandeling van
een paard met hoefbevangenheid?
Volker Schmidt: Ik sta erop om van het begin af aan rechtstreeks contact te onderhouden met de behandelende dierenarts. Dit contact via een tussenpersoon (zoals de eigenaar) te laten verlopen, is te riskant. De paardenbezitter is zelden van kwade wil, maar de ervaring leert dat hij of zij maar al te vaak niet in staat is om de informatie uitwisseling tussen dierenarts en hoefsmid foutloos te laten verlopen.

De Hoef: Afgezien van de „standaardvragen“ – wat wilt u weten voordat u met een behandeling begint?
Volker Schmidt: De volgende punten zijn erg belangrijk voor mij:

Hoe staat het paard?

De ervaring leert dat de klassieke zaagbokachtige stand van een hoefbevangen paard (voorbenen naar voren gestrekt en de achterbenen ver onder het lichaam gezet) voornamelijk aangetroffen wordt bij paarden met een (beginnende) hoefbeenrotatie. Het naar voren zetten van de ledematen waarbij de verzenen zwaarder worden belast, heeft op een zachte bodem (box/paddock) het effect van wiggen onder de hoeven. Dit verlaagt de spanning op de diepe buigpees waardoor de hoefbeenrotatie (ontstaan door de trekkracht van diepe buigpees) wordt tegengegaan. Ook wordt zo het bijzonder pijnlijke gedeelte onder de punt van het hoefbeen enigszins ontlast. Verder is dit een poging om de op de toonwand inwerkende hefboomkrachten te verkleinen door de hoef steiler neer te zetten. Het paard probeert de trekkrachten op de toon te verlagen – deze is immers niet langer stevig verbonden met het hoefbeen via de lamellen.

Als paarden hun ledematen minder duidelijk naar voren plaatsen maar over het geheel erg stijf zijn vanwege de pijn, hebben we meestal met een verzakking van het hoefbeen te maken. Omdat in dit geval het hoefbeen in zijn geheel dichterbij de hoefzool komt, brengt het zwaarder belasten van de verzenen minder verlichting. Ook het reduceren van de trekkracht van de diepe buigpees schijnt bij deze paarden minder te helpen. Een klassieke ‚sinker‘ probeert daarom meestal elke beweging te vermijden omdat “alles
pijn doet”.

Natuurlijk zijn er ook combinatiegevallen waarbij er tegelijkertijd sprake is van zowel een rotatie als een verzakking van het hoefbeen – hier is het moeilijker om een inschatting te maken op basis van de positie van het paard.

Hoe beweegt het paard zich?

Deze vraag sluit direct aan bij het beeld in stand. Het is kenmerkend voor paarden met een hoefbeenrotatie in de acute/chronische fase dat ze voornamelijk op hun verzenen landen. Dit doen ze, om – net zoals in stand – de pijnlijke gedeelten van de hoef zo veel mogelijk te ontlasten, de schadelijke trekkracht van de diepe buigpees te verminderen en de hefboomkrachten op de “losgelaten“
toonwand te verkleinen. Chronische gevallen met rotatie blijven vaak hiellanden omdat het paard probeert neer te komen op een manier die “past” bij zijn nieuwe voetas met het steiler staande hoefbeen.

Als een paard erg stijf beweegt, extreem veel pijn heeft tijdens het wenden maar niet duidelijk op zijn verzenen landt, wijst dit eerder op een verzakking van het hoefbeen. Bij een ‚sinker‘ is de lamellenverbinding met de hoefwand niet alleen voornamelijk ter hoogte van de toon verbroken, maar ook ter hoogte van de kwartieren – hierdoor wordt het maken van wendingen buitengewoon schadelijk en pijnlijk.

Verder vind ik het belangrijk te weten tot welk ras het paard behoort. Typische robuuste paarden zijn weliswaar bevattelijker voor door voedselgerelateerde hoefbevangenheid, maar hebben ook een betere kans op genezing dan hun sportievere collega’s. Moderne, hoog in het bloed staande sportpaarden lopen minder kans om hoefbevangen te raken – ook vanwege de omstandigheden waaronder ze gehouden worden – maar als dat gebeurt, verloopt deze ziekte vaak heel wat problematischer.
De kans op succes is in het algemeen gesproken ook kleiner voor paarden die in het verleden al eerder voor hoefbevangenheid werden behandeld. Primaire behandelingen hebben vaak een betere prognose.

Bestel De Hoef nr. 185 om het volledige artikel te lezen of neem een volledig print/digitaal abonnement.