Kiest u fabrieksijzers gebaseerd op de positie van de nagelgaten?
Waarom de hoefsmid de enige persoon is die mag beslissen welk ijzer gebruikt moet.
Deel dit artikel met uw trainer, dierenarts en teamgenoten om ze te helpen begrijpen waarom sommige beslissingen wat betreft het hoefbeslag overgelaten moeten worden aan de hoefsmid:
Deel dit artikel met uw trainer, dierenarts en teamgenoten om ze te helpen begrijpen waarom sommige beslissingen wat betreft het hoefbeslag overgelaten moeten worden aan de hoefsmid:
Vetheid van hoefijzers
Met de vetheid van een hoefijzer wordt de afstand tussen het nagelgat en de buitenkant van het hoefijzer bedoeld. Als deze afstand naar verhouding groot is, spreekt men van een vet(ter) hoefijzer, en bij een naar verhouding kleinere afstand van een mager hoefijzer.
Fabrieksijzers komen met een bepaalde vetheid. Men kan deze weliswaar veranderen door nieuwe nagelgaten te maken met behulp van een stampbeitel en een doorslag, maar dat gebeurt in de praktijk meestal alleen in bijzondere gevallen. In dit opzicht zijn met de hand gesmede ijzers beter, omdat de hoefsmid van begin af aan kan bepalen hoe vet hij het ijzer graag wil hebben. Vanuit een anatomisch oogpunt gezien, heeft de individuele hoef een grote invloed op de keuze van de juiste vetheid.
De dikte van de hoefwanden van paarden van verschillende rassen kunnen aanzienlijk van elkaar verschillen, zelfs als ze dezelfde maat hoefijzer (“hoefomvang”) hebben. Een typisch voorbeeld daarvan is het moderne sportpaard met zijn sterke volbloedinslag en zijn voor volbloeden zo kenmerkende dunne hoefwanden. Anderzijds zijn daar de oude warmbloedlijnen die nog wat meer aan het werkpaard herinneren, met vaak erg sterke, dikke hoefwanden. Deze twee soorten paarden hebben vaak even grote hoeven maar de dikte van hun hoefwanden kan enorm verschillen. Als ze dezelfde hoefijzers krijgen – en als deze ijzers even ruim worden gelegd (met hetzelfde garnituur) – zal een van de volgende problemen optreden:
Als men voor een paard met dunne hoefwanden een hoefijzer met te vet geplaatste nagelgaten gebruikt, ontstaat er gevaar op vernageling omdat de nagelgaten binnen de witte lijn zouden kunnen liggen. Dit is in de praktijk echter zelden het geval. Het gebeurt vaker dat men voor een paard met dikke hoefwanden een hoefijzer met te mager geplaatste nagelgaten gebruikt. Het probleem is dat hier de schade pas duidelijk wordt nadat het paard een paar keer met dit soort hoefijzers beslagen is geweest. De nagels bevinden zich te ver naar buiten en dus in de wand en niet in de witte lijn, zoals het eigenlijk hoort. Daardoor begint het wandhoorn te barsten en wordt bros. Dom genoeg probeert men dan soms de kwaliteit van het hoorn te verbeteren met behulp van voedingssupplementen of hoefverzorgingsproducten, of bestempelt het hoefijzer als zodanig als de bron van alle kwaad en laat het paard voortaan op blote voeten lopen. Het eigenlijke probleem is echter de te mager geplaatste nagelgaten in het voor dit geval verkeerd gekozen hoefijzer.
In de praktijk wil dit zeggen dat de dierenarts beter kan preciseren welk effect het beslag zou moeten hebben dan een bepaald model hoefijzer voor te schrijven. Als voorbeeld denk ik aan een fabrieksijzer dat de laatste tijd erg in trek is. Het heeft een gemodificeerde toon die het afrollen vergemakkelijkt maar ook erg mager geplaatste nagelgaten wat het geschikt maakt voor volbloed type paarden. Het is echter bijna onmogelijk om een paard met sterke hoefwanden met een dergelijk hoefijzer zodanig te beslaan dat de kwaliteit van zijn hoefhoorn behouden blijft. Het is dus beter om samenspraak te houden over de gewenste
uitwerking van het hoefijzer en dan de hoefsmid te laten beslissen met welk model hoefijzer dit effect het beste verwezenlijkt kan worden voor het paard in kwestie. Zoals boven vermeld, speelt de manier waarop het ijzer wordt gelegd – d.w.z. ruim (met meer garnituur) of nauw (met minder garnituur) – ook een grote rol. Hierop zullen we in een van de komende nummers verder ingaan.