De Zweedse onderzoekster dr. Marie Rhodin over de moeilijkheid om asymmetrieën op de cirkel te onderscheiden van kreupelheid.
Kreupelheid bij paarden
Longeren
Longeren is de meest gebruikelijke en praktische methode om een paard in beweging te observeren; er wordt dan ook vaak gebruik van gemaakt tijdens kreupelheidsonderzoeken en aankoopkeuringen. Tijdens het longeren kan bilaterale kreupelheid zichtbaar gemaakt worden en kan men het paard op een rechte lijn, een linker en rechter cirkel laten draven om te controleren of er verschillen optreden in de ernst van de kreupelheid. Bij het evalueren van kreupelheid bij het paard kijkt men gewoonlijk naar de symmetrie en asymmetrie van de bewegingen van het hoofd en bekken. In een studie van 201 paarden die volgens hun eigenaren geen kreupelheid vertoonden, werd de bewegingssymmetrie objectief gemeten met traagheidsmeeteenheden tijdens het draven op een rechte lijn (1). De paarden die op een rechte lijn symmetrisch bewogen, werden vervolgens gemeten terwijl ze linksom en rechtsom gelongeerd werden. De opvallendste effecten van het longeren waren de veranderingen in de verticale bewegingssymmetrie van het bekken. Tijdens de steunfase van het buitenste achterbeen daalt het bekken verder naar onder dan tijdens de steunfase van het binnenste achterbeen. Deze normale bewegingsasymmetrie bootst een impactkreupelheid van het binnenste achterbeen na. Evenzo beweegt het bekken na de afzet van het binnenste achterbeen verder omhoog dan na de afzet van het buitenste achterbeen. Deze be wegingsasymmetrie bootst een afzetkreupelheid van het buitenste achterbeen na. Longeren heeft ook invloed op de bewegingssymmetrie van het hoofd, maar op een minder voorspelbare wijze (1–3). De asymmetrieën op de cirkel worden beïnvloed door zowel de straal van de cirkel als de snelheid waarmee het paard zich beweegt (3). Voor een
kreupelheidsonderzoek moeten deze parameters daarom gestandaardiseerd worden als men de kreupelheid op de linker en rechter cirkel of voor en na diagnostische analgesie of behandeling met elkaar wil vergelijken. Ook de ondergrond kan de resultaten beïnvloeden. Paarden die objectief als kreupel werden beoordeeld op een rechte lijn, vertoonden een lagere bewegingssymmetrie tijdens het longeren op een harde ondergrond, vooral als het kreupele been zich aan de binnenkant van de cirkel bevond (4). Het kan een uitdaging zijn om deze van de cirkel afhankelijke asymmetrieën te onderscheiden van asymmetrische bewegingen die het gevolg zijn van pijn of kreupelheid (5).
- Rhodin M, Roepstorff L, French A, Keegan KG, Pfau T, & Egenvall A. “Head and pelvic movement asymmetry during lungeing in horses with symmetrical movement on the straight.” Equine Vet J. 2015; 48:315–20.
- Starke SD, Willems E, May S a, & Pfau T. “Vertical head and trunk movement adaptations of sound horses trotting in a circle on a hard surface.” Vet J. 2012; 193(1):73–80.
- Pfau T, Stubbs NC, Kaiser LJ, Brown LEA, & Clayton HM. Effect of trotting speed and circle radius on movement symmetry in horses during lunging on a soft surface. Am J Vet Res. 2012; 73(12):1890–9.
- Pfau T, Jennings C, Mitchell H, Olsen E, Walker A, Egenvall A, et al. “Lungeing on hard and soft surfaces: Movement symmetry of trotting horses considered sound by their owners.” Equine Veterinary Journal. 2015;
- Rhodin M, Pfau T, Roepstorff L, & Egenvall A. “Effect of lungeing on head and pelvic movement asymmetry in horses with induced lameness.” Veterinary Journal. 2013;